“Met kennis over manuele therapie ga je anders kijken”
Meer resultaat en diepgang
“Bij iedere patiënt die bij mij in de praktijk komt, pas ik ook manuele therapie toe”, zegt podotherapeut en orthomanueel arts René Somers van Somers Voet Service (SVS). Hij is één van de aanbieders van een tweedaagse cursus manuele therapie voor podotherapeuten. “Ik kan me niet voorstellen dat je als podotherapeut een goede behandeling kunt geven zonder manuele therapie toe te passen. Als je een manipulatie goed uitvoert, zie je direct resultaat.” Je moet wel het ketendenken beheersen, stelt Somers. “Als iemand met een fasciitis plantaris in je praktijk komt, moet je je afvragen waarom daar een overbelasting optreedt. Is er een verkeerde afzet, functioneert de 1e straal niet goed? De 1e straal wordt beïnvloed door de peroneus, die weer beïnvloed wordt door het os cuboideum. Ook het OSG en het BSG hebben invloed op de 1e straal. Daarom zijn kennis van de biomechanica en het ketendenken zo belangrijk.”
Datzelfde horen we terug bij podotherapeut Anika van Hout. Zij volgde zelf een driejarige post-hboopleiding Manuele Therapie aan de School voor Manuele Therapie Utrecht (SMTU). “In mijn opleiding Podotherapie destijds vond ik te weinig uitdaging. Ik mistte heel erg het klinische redeneren, het ketendenken en meer diepgang in de biomechanica. Daarom ben ik gaan zoeken naar een opleiding die dat meer bood.” Daarmee is Van Hout dus tevens erkend manueel therapeut. Wel moest ze zelf de vertaalslag maken hoe de manuele therapie te integreren met de podotherapie. “Ik heb het beste van het één met het beste van het ander samengevoegd.” Toen ze drie jaar geleden vanuit de SMTU werd benaderd mee te werken aan het opzetten van een driedaagse cursus Manuele therapie voor podotherapeuten, wist Van Hout dan ook duidelijk aan te geven wat er minimaal in de cursus moest worden opgenomen.
Motivatie
Marije ten Kate zocht ook verdieping op biomechanisch gebied en volgde de cursus bij SVS. “Tijdens mijn spreekuur in Amsterdam had ik te maken met zeer mondige patiënten die precies wilden weten wat ze nu hadden en waardoor dat kwam. Ik merkte dat ik dat niet altijd goed kon uitleggen. Ik ging mezelf ook steeds meer vragen stellen, vooral op biomechanisch vlak. Waarom kwam een klacht bijvoorbeeld wel aan de linkervoet voor en niet aan de rechtervoet? Het viel mij ook op dat een voet die goed leek te staan, soms wel klachten en een voet die niet goed leek te staan geen klachten gaf.” Toen ze op haar verzoek een dag mocht meelopen in de praktijk van René Somers zag ze hoe hij ook manuele therapie toepaste en daar direct resultaten mee bereikte. “Daar wilde ik meer over weten.” Marc Serrée volgde jaren geleden de cursus bij SVS. “Ik kwam – na 18 jaar als podotherapeut te hebben gewerkt – tot de conclusie dat ik weliswaar veel kan betekenen voor mijn patiënten maar dat er ook absoluut beperkingen zijn aan mijn mogelijkheden. In de wandelgangen hoorde ik dat je met manuele therapie in sommige gevallen net een stap verder kunt komen.” Anne van de Wijdeven volgde de cursus bij de SMTU. “Ik merkte dat ik bij bewegingsbeperking in de voet niet de therapie kon toepassen die ik graag wilde toepassen. Ik moest steeds patiënten doorsturen naar een manueel therapeut om eerst de gewrichten los te maken, zodat ik daarna verder kon. Er gaan dan soms weken overheen voordat je een patiënt terugziet. Dat wachten wilde ik niet meer.”
Favoriete technieken
Vanuit de biologie
Naast de specifieke technieken die vanuit de manuele therapie worden toegepast, geven de podotherapeuten allemaal aan dat ze meer hebben leren denken in ketens. Ten Kate: “Daarnaast ben je als podotherapeut heel erg gewend te kijken naar pronatie en supinatie, ik kijk nu ook veel meer naar verschillen tussen links en rechts.” Anika van Hout stelt dat de Utrechtse school vooral vanuit biologie in plaats vanuit geneeskunde reageert. “Daardoor is er ruimte voor asymmetrie en individuele anatomische variatie. Bij een beenlengteverschil kun je als behandelaar met een visie gestoeld op de geneeskunde denken dat je een patiënt weer recht wilt krijgen, weer symmetrisch, maar uit onderzoek is gebleken dat er in botstukken van mensen geen symmetrie is te vinden. In de podotherapie probeert men mensen recht en symmetrisch te plaatsen terwijl dat niet altijd kan en ook niet altijd gewenst is.” Van de Wijdeven heeft meer inzicht gekregen in de gewrichtsleer: “Wat zijn de mogelijkheden van gewrichten en hoe kun je die herstellen?” Serrée is zich nog meer bewust van zijn beperkingen als podotherapeut en realiseert zich onder meer dat basale kennis van anatomie en pathologie de basis zijn van zijn hele functioneren als podotherapeut. En hij heeft geleerd dat ogenschijnlijk kleine afwijkingen in de voetfunctie of -stand op den duur serieuze klachten gaan geven in de voet zelf of hogerop.
Eyeopeners
Serrée: “Als podotherapeut probeer je de pijn en het ongemak van je patiënt goed in te schatten en daarop te anticiperen. In het verleden maakte ik soms een verkeerde inschatting, vooral als patiënten aangaven moeite te hebben met een bepaalde werking van de inlegzool. Dan keek ik ernaar, controleerde de werking en dacht dan bij mezelf: Hoe kun je zo’n randje nou voelen, ik zie het nauwelijks. De cursus manuele therapie gaf wat eyeopeners waardoor ik nu veel sneller dat soort ‘kleine ongemakken’ biomechanisch kan beredeneren en oplossen.” Ten Kate benadrukt dat haar onderzoek en behandeling niet meer te vergelijken zijn met hoe ze dat in het verleden deed. “Als ik een patiënt onderzoek, kijk ik nadrukkelijk naar het verschil tussen de linker- en rechterkant. Ik bekijk dan waar een eventuele blokkade zit en of die op te lossen is. Als dat zo is, pas ik direct na het lichamelijk onderzoek manuele therapie toe. Je ziet dan direct verandering en de patiënt ervaart dat ook.” Van de Wijdeven probeert nu eerst het gewricht van een patiënt optimaal te krijgen en indien nodig ondersteunt ze dat met een zooltherapie.
Betere uitleg
Voor Ten Kate is de meerwaarde van de therapie dat ze direct iets voor haar patiënt kan betekenen en ook beter kan uitleggen wat er aan de hand is. Ze past het bij bijna iedere patiënt toe. Net als de twee andere podotherapeuten. “Als je manuele therapie toepast en je kijkt daarna naar het looppatroon, dan zie je dat er echt wat verandert, dat iemand anders afwikkelt.” “Het effect op het looppatroon is in veel gevallen direct merkbaar en ook meetbaar”, is de ervaring van Serrée. “Daardoor zou je de manipulatie ook als diagnostisch instrument kunnen gebruiken. Ik maak nu bovendien een biomechanisch beter onderbouwde zool. Voor sommige patiënten maak ik zelfs geen zool meer omdat ik de hulpvraag via de manuele therapie heb opgelost.” Daarnaast merkt hij dat patiënten meer vertrouwen in hem krijgen als podotherapeut, doordat hij bij een eerste onderzoek al kan beoordelen of hij met het toepassen van manuele therapie snel resultaat kan boeken. Van de Wijdeven is eveneens blij dat ze haar patiënten sneller kan behandelen. “Met name bij overbelastingsklachten bereik je goede resultaten. Ik zou het niet meer willen missen. Natuurlijk ontkom je er niet altijd aan om mensen door te sturen. Als een klacht hogerop in de keten zit, dan verwijs ik echt wel door naar een manueel therapeut.” Ze raadt het pas afgestudeerde podotherapeuten overigens af om manuele therapie te volgen. “Breng eerst in praktijk wat je geleerd hebt. Pas als je daarmee begint vast te lopen, zoek dan naar wat voor jou een goede aanvulling kan zijn.”
Wat is manuele therapie?
Wie op internet enige verduidelijking probeert te vinden over wat manuele therapie is, komt een mengelmoes aan gerelateerde begrippen tegen: manipulaties, mobilisaties, de zachte methode, de harde methode, de methode Marsman, de methode Van der Bijl, de methode Sickesz, etc. En dat is ook niet zo verwonderlijk want we hebben hier van doen met een overkoepelend begrip. De Stichting Opleiding Manuele Therapie (SOMT) schrijft op haar website: “Manuele therapie is een internationaal verzamelbegrip van diagnostische en therapeutische handelingen met als doel reversibele (omkeerbare, herstelbare) functiestoornissen aan het menselijk bewegingsapparaat vast te stellen en op te heffen.” De definitie van de Nederlandse Vereniging voor Manuele Therapie ligt ook nog iets toe over hoe dat gebeurt. “Manuele therapie is een vorm van onderzoek en behandeling van functiestoornissen van gewrichten, waarbij, na analyse van het individuele bewegingsapparaat, getracht wordt door het uitvoeren van specifieke mobilisaties en manipulaties aan botstukken, veranderde gewrichtsfuncties in de gewrichten van alle bewegingsketens van het menselijk lichaam te optimaliseren.” Vaak zijn het fysiotherapeuten die deze therapie uitvoeren (bij deze discipline is het een specialisatie), maar ook oefentherapeuten, chiropractors en osteopaten beoefenen vormen van manuele therapie. Daarnaast is er ook nog de aanverwante orthomanuele geneeskunde die beoefend wordt door orthomanueel artsen, eveneens met verschillende stromingen: de manipulatie (methode Eindhoven) of orthomanipulatie (methode Sickesz).
Manipulatie en mobilisatie
Waar de ene methode het gewricht buiten de fysiologische grenzen haalt, blijft de andere methode binnen die grenzen. De mate waarin dat gebeurt, is afhankelijk van de visie. Concentreren we ons op de visies die gehanteerd worden door de aanbieders van cursussen voor podotherapeuten dan leert de SMTU, volgens de methode Van der Bijl, alleen mobilisaties aan. Een mobilisatie is een beweging binnen de grenzen van het gewricht, die uitgevoerd wordt in de voorkeursrichting van het gewricht. SVS leert een diversiteit van manipulaties aan, ontleent van diverse disciplines, gecombineerd met zelf ontwikkelde technieken. Een manipulatie is een beweging in de eindstand, uitgevoerd met een gedoseerde snelheid in een korte impuls. Daarbij kan een knappend geluid optreden, als het gewricht buiten de fysiologische grens beweegt. Dit wordt gezien als een hardere methode.
Tijdschrift: Podosophia > Uitgave 3/2014
Auteur: Maureen Limpens